Geen ruimte zonder ervaring van ruimte.

Het denken over ruimte is in beginsel een spel: we verbeelden ons een enkele muur in een uitgestrekte woestijn. Ook hier zou voor het tegenovergestelde van achter moeten zijn. Maar omgekeerd is voor hier gelijk aan achter. Onze positie in de ruimte maakt de ervaring van ruimte mogelijk. Wij verlenen de betekenis, wij creëren de tegenstellingen.

Door het bouwen (ontwerpen) op deze wijze te beginnen, wordt het dromen meer dan alleen een abstractie: er ontstaat een zoektocht naar de persoonlijke woonomgeving, een zoektocht naar een ruimte die het uitgangspunt van de feitelijke woonfunctie overstijgt.

Idioom Architecten stelt drie ontwerpthema's centraal: Genius Loci, Carceri en Werkelijkheid is datgene wat werkt. Doel is u, als opdrachtgever, de mogelijkheid te geven een persoonlijk verhaal te vertellen. De architect is van initiatief tot en met de oplevering uw gesprekspartner, er ontstaat een dialoog waarin alle mogelijke parameters van het bouwen aan bod komen. Het is een traject waarin het zoeken en het ontwerpproces centraal staan, om uiteindelijk tot een juiste afweging te komen over wat werkt.

Wij hebben het ontwerpproces als volgt in heldere stappen gedefinieerd:


Genius Loci
Oorspronkelijk gebruiken de Romeinen de uitdrukking Genius Loci als aanduiding voor de goedaardige en beschermende geest die in een ieder van hen ‘woonde'. Later wordt deze benaming gebruikt voor de geest die een plek of huis beschermt, om uiteindelijk eenvoudigweg geest van de plek te betekenen.

Genius Loci gaat uit van de veronderstelling van het bestaan van een eigen plek. Ze impliceert de mogelijkheid van een echt en authentiek wonen waarbij architectuur beschouwd wordt als verzoening tussen bewoner en plek, als middel om de interactie tussen mens en omgeving te realiseren. Het werk van de architect bestaat uit het creëren van een betekenisvolle plek die de mens ‘helpt' om te wonen. In die context is wonen veeleer te vergelijken met het denken dat steeds onderweg is en er nooit in slaagt om de dingen te benoemen.

Het transformeren van het begrip Genius Loci wordt steeds weer aan de orde gesteld. De vraag is: Wat is de context van het ontwerp in stedelijke en maatschappelijke zin? Er zou een spanningsveld moeten ontstaan tussen enerzijds de structuur van het gebouw en anderzijds de relatie van het gebouw met zijn omgeving. De geest van de plek is zich verhouden tot deze plek, een ontrafeling van in elkaar verstrengelde structuren.



Carceri
Carceri is de titel van een serie etsen van de hand van Giovanni Battista Piranesi (1720-1778). De eerste versie verscheen in 1749, de tweede in 1761. Piranesi, een architect, was tevens een buitengewoon etser en verwierf in zijn tijd faam met duizenden etsen die hij maakte van de overblijfselen van het oude Rome, de zogenaamde vedute. De Carceri (kerkers) lijken niettemin ontsproten aan de verbeelding van de architect. Ze stralen iets mysterieus uit, iets dat de werkelijkheid te boven gaat.

Bij bestudering van het werk van Piranesi komt het volgende naar voren: de inquisitie en de Spaanse overheersing in Italië hadden er in de zestiende eeuw voor gezorgd dat van individualisme getuigende uitingen niet meer in gedrukte vorm werden verspreid. Het subversief geachte individu was onder de voet gelopen, subjectivisme was buiten de contra- reformatorische orde. Zou het kunnen dat Piranesi's etsen een aankondiging zijn van een nieuw tijdperk in het bewustzijn van de mens en dientengevolge van de kunst? Zijn het manifesten van een andere, nieuwe beleving van de werkelijkheid?

Of zijn het zelfs ontwerpen voor een nieuw universum? Piranesi lijkt met deze ‘onderwereld' te reageren op het zin zijn tijd algemene gevoel van onbehagen, angst. Daarnaast vormen deze etsen een extreem experiment inzake de onbevattelijkheid van de ruimte.

De Carceri staan voor de het constante onderzoek naar de positie van het subject ten opzichte van het object. Met als bijkomende vraag op welke momenten er géén sprake is van deze eenduidige relatie? Daar begint het denken over ruimtedefiniëring en kunnen gevestigde denkpatronen worden doorbroken. Gewoonlijk is ons denken gestructureerd in termen van relatie: vorm en stof, mens en wereld, idee en materie, subject en object, binnen en buiten, enzovoort. Deze structuur is niet neutraal maar van dien aard dat steeds de eerste term de tweede onderwerpt en annexeert: de vorm wordt aan de stof opgelegd, de mens heerst over de wereld, de materie is slecht afglans van het idee, het object is slechts object voor een subject, het buiten wordt binnen gekoloniseerd, enzovoort.


De centrale vraag luidt dan ook: wat gebeurt er als de vorm aan de stof ondergeschikt wordt gemaakt, de wereld de mens bepaalt, de idee slecht een bijverschijnsel van de materie is, het soevereine subject afstand doet van zijn troon, het denken wordt uitgeleverd aan een buiten dat het in kaart kan brengen?


Werkelijkheid is datgene wat werkt
Om uiteindelijk als gebouw te kunnen worden ervaren, is het noodzakelijk dat het definitieve model ‘werkt'. De ontwikkeling van het gebouw gaat nu echter een volledig nieuwe fase in: die van gebruik of bewoning. Nu zal blijken of het alle verbanden in zich draagt. Als het ‘werkt', laat het de leesbaarheid van de logica zien, het roept geen tegenstrijdigheden op.

De verbanden binnen het model zouden niet direct terug te koppelen moeten zijn naar de vraag: waarom? Deze vraag verwijst naar een toestand van oorzaak en gevolg: als dit is beslist omdat dat is gebeurd. De overwegingen worden hiermee in een tijdssequentie geplaatst die helemaal niet inzichtelijk hoeft te zijn voor de gebruiker. Het zou de verscheidenheid aan interpretaties slecht beperken en daarmee het gebouw van enkel dimensies beroven. Belangrijker is dat de structuren binnen het model, die verwijzen naar de gebeurtenissen, duidelijk benoembaar zijn. Zonder noodzakelijkerwijs een oorzaak of een gevolg te hebben.

Op June 9, 2009